Wat maatschappelijk werkers betreft, is er heel recent een bevraging geweest door de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) waaruit blijkt dat er ongeveer 150 openstaande betrekkingen zijn voor sociaal werker. We moeten dit probleem inderdaad aanpakken, want dat stelt onze lokale besturen voor heel wat uitdagingen. Daarnaast dreigen mensen die behoefte hebben aan ondersteuning van het OCMW, daardoor soms in de problemen te komen.
Minister Bart Somers stelt voor een aanpak te ontwikkelen op drie assen. Op de eerste as moeten we kijken naar de diplomavereisten. Die zijn vandaag heel strikt. Wanneer een maatschappelijk werker sociale onderzoeken uitvoert of individuele hulpvragen behandelt en opvolgt, is dat federaal geregeld. Men moet een bachelor sociaal agogisch werk met de titel maatschappelijk assistent hebben of een bachelor sociale gezondheidszorg. Ik heb met de VVSG afgesproken dat we met de minister van Maatschappelijke Integratie, Karine Lalieux, in gesprek zullen gaan samen met de minister van Onderwijs, Ben Weyts, om na te gaan of we het kunnen verbreden. Waarom zouden we bijvoorbeeld ook geen masters maatschappelijk werk toelaten op die positie?
Een tweede as gaat over de rechtspositieregeling van de lokale besturen. De lokale besturen vragen meer mogelijkheden om aangepaste trajecten te kunnen aanbieden. Vandaag zitten we met een strikte, stringente en centralistisch geregelde rechtspositieregeling, maar de lokale besturen vragen samen met de VVSG naar meer mogelijkheden. We zijn de rechtspositieregeling aan het herbekijken om flexibelere aanwervingen en verloning op maat van de lokale arbeidsmarkt mogelijk te maken. Daarnaast worden meer mogelijkheden gevraagd op het vlak van het toekennen van toelagevergoedingen voor flexibel werk ’s avonds en in het weekend. Dat is een tweede werf.
De derde as is een stuk opschaling. Wanneer bij een klein lokaal bestuur dat bijvoorbeeld maar een of twee maatschappelijk werkers heeft, een plaats vrijkomt, dan komt dat lokaal bestuur in echt heel grote problemen. Ook een groot lokaal bestuur dat vijf op de vijftien plaatsen niet ingevuld krijgt, heeft problemen, maar bij die kleine eenmansdiensten is die toestand vaak dramatisch. Ik denk dan ook dat daar een stuk opschaling nodig is. Dan komen we enerzijds in het fusiedebat, waar we nu niet verder op moeten ingaan maar dat volgens mij een belangrijke hefboom kan zijn. Anderzijds zullen we daar ook via de regiowerking op inzetten. Het nieuwe Regiodecreet dat er aankomt, wil mogelijk maken dat er meer mobiliteit is, dat men eigenlijk een personeelsbeleid op bovenlokaal niveau kan organiseren en dat men misschien ook een gemeenschappelijke dienst kan uitbouwen die voor verschillende gemeenten tegelijkertijd kan werken.